[Zelfportret van Louis De Laetre]

Tot de collectie van Frits Van den Berghe behoorde behoorde werk van de Gentse kunstenaar Louis De Laetre (1815-1897; ook: Delaetre, De Lattre, Delattre) (1) Zo vermeldt Paul Kenis in het tijdschrift Kunst (1930 nr. 5: 112) dat het werk De Hemelvaart van prins Boudewijn van De Laetre in het bezit was van Frits Van den Berghe en dat het werk Het Bezoek van koning Leopold I aan de kerk van het begijnhof te Gent in het bezit was van Paul-Gustave Van Hecke. Heden ten dage bevindt dit laatste werk zich in de collectie van het Gentse Museum voor Schone Kunsten (Inv. Nr. 1975 T). Uit de bijhorende Documentatiemap komen we te weten dat Van Hecke dit werk echter heeft overgenomen uit de collectie van Van den Berghe. Vervolgens kwam het in de verzameling 'Ruys' te Antwerpen terecht en nadien in die van 'Oldtmann' te Wilrijk. Tot slot kocht het Museum voor Schone kunsten het werk aan in 1975.

Een korte biografische schets

De biografische fiche in de Documentatiemap vermeldt dat Louis De Laetre geboren werd te Gent op 8 juni 1815 in het Prinsenhof (nr. 8). Hij was de zoon van de uit Bourbourg (Frankrijk, Duinkerken) afkomstige Louis De Laetre senior (1783-?) en van Livina Antonia Van Durme (Gent, 1782-1836). Na de dood van zijn vrouw bleef vader Louis nog enige tijd in Gent om vervolgens omstreeks 1844 naar het Franse Rouen te verhuizen om niet meer terug te keren. Ondertussen was Louis junior op 9 februari 1839 gehuwd met Clementine Westendorp. Op 19 december 1897 overleed hij in de Lange Violettestraat nr. 20.

De fiche vermeldt de volgende adressen en beroepen die hij vanaf 1841 opgaf:


Volgens de Directory of Photographers in Belgium 1839-1905 (1997 - klik hier) was De Laetre als professioneel fotograaf reeds actief sinds 1861. De adressenlijst vanaf dat jaar opgegeven, verschilt op sommige punten van de vorige:

Rue Haute 51
Passage Vanderdonckt 40 of 42
Petite Rue de la Station 40 bis
Rue des Douzes Chambres 15
Rue Digue de Brabant 15
Rue de la Chathédrale 7
Rue Longue des Violettes 22, later 20.

Volgens V.D.M. (Onze Dekenijen, 1951 september) verbleef De Laetre tussen 1851 en 1861 in het Franse Rouen, wat niet onmogelijk is daar we gezien hebben dat zijn vader daarheen was uitgeweken omstreeks 1844. Indien dit klopt is zijn bankierschap van korte duur geweest, Paul Kenis (1930) vermeldt dan ook dat hij slechte zaken maakte.

Louis De Laetre, fotograaf


Ging De Laetre's vrouw mee naar Rouen? We weten het niet. Hadden ze toen reeds kinderen? Volgens V.D.M. wel. Nu worden in Antheunis, Deseyn & Van Gysegem (1987: 40) twee foto's (Gent: Stadsarchief) van De Laetre's dochter Jeanette afgedrukt, gemaakt door hun vader. Het betreft twee met de olieverf ingekleurde 'cartes de visite', gedateerd 1869 en Jeanette voorstellende op de leeftijd van 2,5 jaar. Jeanette zou dus in 1866 geboren zijn. Indien deze datering klopt, was haar vader 51 jaar oud toen zij op de wereld kwam en dit nà 27 jaar huwelijk. Mogelijk, zeker in die tijd, is het altijd. Volgens de auteurs zou zij in 1899, twee jaar na de dood van haar vader, zijn fotostudio in de Lange Violettestraat overnemen (in de praktijk gebeurde dit reeds in het jaar van zijn dood - cfr. Directory). V.D.M. (1951) bevestigt dit verhaal, zij het dat 'Jeanette' daar 'Juliette' heet en dat de 'overname' niet zomaar gebeurde: Kort daarop [= na de dood van Louis De Laetre], werd onder de patronage van Mevrouw Karel Lybaert-Vermarcke, Dekenin der Gebuurte [= van de Lange Violettestraat], Eerste Opperdekenin der Stad, en met medewerking van het bekend muziekdorps der Dekenij (muziekmeester: COUTELIER Theophile) in de zaal van de Café: Weduwe Barger, Lange Violettestraat nr. 29; een kunst-liefdadigheidsconcert gegeven; dat een rond sommeke opbracht. Zodoende kon de dochter van DE LATTRE Louis, ha[a]r vader, als fotograaf opvolgen; beroep, dat Mejuffer DE LATTRE Juliette, niettegenstaande haar hardhorigheid, tot 1934 uitoefende (in de praktijk is er slechts een spoor tot 1920 - cfr. Directory).

Tevens publiceren Antheunis, Deseyn & Van Gysegem (1987: 56) een foto van zijn hand met als titel Vue prise d'après nature, après le déblai des ruines produites par les premières explosions des mine de l'Ecluse du Tolhuis. Het betreft een weergave van de tweede opname in een reeks van vijf door fotograaf De Laetre, gedateerd le 20 mai 1864 (Gent: Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten). Deze foto was te zien op de tentoonstelling Gentse torens achter rook van schoorstenen. Gent in de periode 1860-1895 en in de bijhorende catalogus lezen we (Capiteyn et al, 1983): Op 20 mei 1864 werd de oude Tolhuissluis uit 1828 opgeblazen, om te worden vervangen door een nieuwe sluis waardoor het kanaal van Terneuzen in verbinding werd gesteld met de zopas gegraven Verbindingsvaart naar de Brugse Vaart. Het opblazen met explosieven werd overgelaten aan specialisten van het leger. En: Voor zover bekend één van de oudste fotoreportages van een gebeurtenis te Gent. (Voor een integrale weergave van de vijf foto's: zie bijlage.)


[In 1876 fotografeerde Louis De Laetre het Lam Godsretabel (zie foto - reproductie uit 1947 /KIK-IRPA). Hierover lezen we in Coremans (1958: 58): Déjà en juillet 1867, le photographe De Laetre avaît exposé une reproduction du polyptyque. La technique photographique étant encore à ses débuts, on peut présumer que ces reproductions n'étaient guère précises quioque nous lisions dans le Journal des Beaux-Arts, 15 juillet 1867, l'appréciation suivante: ... Cette épreuve mesure près d'un mètre de haut sur preès de deux mètres de large... C'est un immense service rendu à l'étude de l'art ancien sous tous les rapports, même sous le côté le plus défavorable du tableau car il nous permet de constater avec un vif regret, que, quelle que soit la conservation de l'oeuvre, celle-ci a dû être étrangement défigurée par les restaurateurs qui s'en sont occupés depuis Lancelot Blondeel en 1550, jusqu'en 1858. En effet, à y regarder de près, on découvre sans peine qu'il doit rester bien peu de la peinture primitive. Sans compter les deux copies modernes d'Adam et Eve si bizarrement accoutrés de tunique en peau de bête. Nous ne savons rien d'un déplacement des tableaux quiaurait permis à ce photographe d'exécuter ses négatifs. Ik est cependant possible que ce déplacement ait eu lieu sans laisser de traces.
Nous aurions aimé retrouver ces grandes photographies de De Laete [...], mais nous n'avons pu y parvenir. Des photographies de De Laetre, de format réduit, sont conservées, Arch. ville Gand, Atlas Goetghebuer, 52, farde 104. Elles n'ont pas une grande valeur documentaire, car il apparaît clairement qu'elles furent fortement retouchées.]

De Laetre had op het juiste moment het (stijgende) belang van de fotografie ingezien. Zo waren er in 1860 -één jaar voor hij zich vestigde als fotograaf- vier fotostudio's in Gent, in 1863 telden we er reeds tien; in 1865 was hun aantal reeds opgeklommen tot zestien op een inwonersaantal van 120 à 125.000 personen. Hierna stagneert deze 'boom': niettegenstaande de bevolking in 1889 was opgeklommen tot 150.000 personen, was er slechts één fotostudio bijgekomen. Volgens Kenis (1930) was De Laetre slechts photograaf om den broode, eigentijdse bronnen, bijvoorbeeld de Gazette van Gent van 2 oktober 1886, omschrijven hem echter als een onze best gekende photographen. Deze laatste bewering moet correct zijn, De Laetre heeft zich immers vanaf 1861 (en dit tot zijn dood in 1897) onafgebroken blijven toeleggen op de fotografie. (3)

[Een voorbeeld van de portretfotografie van De Laetre.]
[Portret van Auguste Hooreman]


























Louis De Laetre, "de vliegende man"

In een nota bene bij de biografische fiche in de Documentatiemap van De Laetre lezen we volgende intrigerende zin: DE LATTRE Louis was de Gentse voorloper van de luchtvaart: trachtte zich rond 1865 er tuig in het luchtruim te verheffen, doch bracht het, niettegenstaande grote geldelijke opofferingen, helaas niet verder dan tot "Vliegende Man." 

V.D.M. (1951) gaat uitgebreid in op deze passie van De Laetre: Hij als vroegere ajusteur-monteur [cfr. zijn eerste beroep als paswerker], had een tuig samengesteld, waarmede hij als "Vliegende Man", van een hoogte zich kon laten neerdalen, om later, wanneer zijn "Vliegtuig" zou zijn verbeterd, zich in de hoogte te verheffen; want na eeuwen denken en zoeken, werd het tijd voor de mens, om werkelijk te vliegen. De laatste barensweeën moesten slechts nog doorgemaakt worden. Deze gedachte was in hem geïncarneerd, en als een slaaf er van, moest hij, zoals anderen vooruit! Zekeren dag, sprak hij het "KAPITAAL" aan, doch dit vond zijn zaak niet interessant genoeg, om onmiddellijk winstgevend te worden. Bij gebrek aan nodige gelden, geraakte hij niet verder dan tot "Vliegende Man". Hij liet zich met zijn zogezegd vliegtuig, meer dan eens van een hoogte nederdalen: te Gent en ook wel te Luik. [...] Hij bezeerde zich meer dan eens. Hij zocht en bleef zoeken... en... in de rotsvaste overtuiging, dat het ogenblik voor de mensheid nakend was, al vliegende, zich hoog in het luchtruim te verheffen, stierf hij [...].

Deze passie zou volgens V.D.M. er voor gezorgd hebben dat zijn medemensen [hem] beschouwden [-] als een eigenaardig man en deze wensdroom was er tevens verantwoordelijk voor dat er ver van weelde was in zijn gezin; om niet te spreken van "misère cachée". Moeder-de-vrouw en de kinderen smeekten hem meer dan eens: "Vader, om Godswil, laat uw uitvinding varen of wij geraken nogmaals de straat op"! (V.D.M. situeert deze smeekbede in 1851).

Een stadslegende? Wellicht niet. V.D.M. vervolgt: Van 14 tot 22 juli [wellicht 1951], ter gelegenheid der Gentse Kermis, richtte de Adjunkt-Archivaris der stad, de heer Boes, de aangename conferencier-verteller, in de Oud-Sint-Pieterskazerne, een tentoonstelling in, betreffende "De Vervoermiddelen door de eeuwen heen". Als apotheose deze tentoonstelling, stelde de heer Boes, aldaar delen van het vliegtuig ten toon van de vliegende Man der Lange Violettestraat: De Lattre Louis; wat zeer de aandacht trok, en een levende getuige daarstelt van de techniek van die tijd. (4) (5) 

In 1992 had de mythe de vliegkunst van De Laetre ingehaald. Zo lezen we in de voorstelling van de Koninklijke Dekenij Lange Violettestraat in het boek Gebuurteleven en dekenijen te Gent (Decavele, 1992: 140):  Deze dekenij kende in zijn bestand enkele vermaarde Gentenaars: [...] Er was ook een zekere Louis De Lattre, de "vliegende man" die met eigen gemaakte vleugels van de in opbouw zijnde Sint-Annakerk poogde te vliegen, een poging waarbij hij spijtig genoeg verongelukte... Zou Panamarenko van dit alles op de hoogte zijn?


Bij het artikel van V.D.M. in Onze Dekenijen staat een afbeelding van de "vliegende man", het is een zicht [...] door hem zelf geschilderd en heeft betrekking op een zijnder exhibities. We merken De Laetre zwevend door middel van twee reuzegrote vleugels boven een Bruegeliaans  landschap, 'Icarus' is niet ver af... Tevens is een zelfportret van De Laetre afgedrukt. Jammer genoeg zijn beide foto's uitermate wazig, wat niet wegneemt dat wij ze hier toch reproduceren en wel als getuigen van het schilderkunstig oeuvre van De Laetre. Een datering wordt echter niet gegeven.

Louis De Laetre, "de Gentse Rubens"

In 1866 gaf Louis de Laetre voor het eerst het beroep van kunstschilder op, daarvoor was het huisschilder, zij het dat we onder 'kunstschilder' ons niet direct een 'artiest' moeten voorstellen. Volgens Antheunis, Deseyn & Van Gysegem (1987: 41) presenteerde hij zich als kunstschilder in fresco en versierselen.

"Gazette van Gent", 2 october 1886, bl. 2

Een eerste spoor van zijn zuiver artistiek oeuvre vinden we twintig jaar later terug in de Gazette van Gent van 2 oktober 1886. De Laetre is op dat moment 71 jaar! Op pagina twee lezen we: Sedert enige dagen is voor het venster van een huis in de Veldstraat, een schilderij tentoongesteld, verbeeldende het bezoek van Koning Leopold I, vergezeld van Koningin Victoria van Engeland, en haren Gemaal: prins Albert, aan de kerk van het Groot Begijnhof, in 1843. De bijval is groot: Talrijke nieuwsgierigen staan gestadig voor het venster om dit schilderij te bezichtigen [...].

"Het Bezoek van koning Leopold I aan de kerk van het begijnhof te Gent"

De versie uit 1886

Het is deze versie die zich heden ten dage in de collectie van het Museum voor Schone Kunsten bevindt, alwaar het gekend staat als Het Bezoek van Koningin Victoria aan de Sint-Elisabethkerk (vanaf nu: Het Bezoek; olie op doek, 105 x 143 cm). Het was in 1984 te zien op de tentoonstelling Werken en Kerken in het Bijlokemuseum naar aanleiding van 750 jaar begijnhofleven te Gent. In de bijhorende en gelijknamige publicatie staat het gereproduceerd op pagina 66 en het lemma op pagina 162 (cat. nr. 88) verduidelijkt de iconografie:


Op 16 december 1843 brachten de Engelse koningin Victoria en haar gemaal prins Albert, in gezelschap van koning Leopold I en koningin Louise Marie, een bezoek aan de stad Gent. Bij deze gelegenheid werd ook de begijnhofkerk van Sint-Elisabeth bezocht. Behalve de begijnengemeenschap zijn ook verscheidene overheidspersonen, zoals de gouverneur van Oost-Vlaanderen, de burgemeester en schepenen van de Stad Gent, aanwezig. De personen zijn gemakkelijk te identificeren. Links, in gezelschap van een dominicaan, worden koning Leopold I en prins Albert voorgesteld, op de voorgrond koningin Victoria en koningin Louise Marie in gesprek met de grootjuffrouw van Sint-Elisabeth. In de middenbeuk, rechts, zien we de burgemeester, graaf Constant de Kerkchove de Denterghem en naast hem L. Desmaisières die in 1843 tot gouverneur was aangesteld. Ongewild (?)  ironisch noteert de Gazette van Gent: Wat de personen betreft die hij afgemaald heeft en waarvan hij de gelijkenis waarborgt, men ziet, dat het hoge personnages zijn; allen hebben de stijve houding door de etikette voorgeschreven.

Verder noteert de Gazette: Van perspectief kunnen wij volmondig zeggen, dat zij meesterlijk is. In Werken en Kerken wordt het: Geheel het barokke kerkinterieur wordt door Louis Delattre bijna fotografisch weergegeven. Hierbij mogen we niet vergeten dat de schilder tevens fotograaf was en naar dit laatste verwijst nog (Ibidem) een merkwaardig detail in het schilderij, namelijk het gebruik van een uitgeknipte foto voor het aangezicht van de burgemeester.

Vervolgens wordt er in Werken en Kerken op gewezen dat de geknielde man op de voorgrond rechts de kunstenaar zelf is (zie ook illustratie in het begin van dit artikel). Hij wordt omschreven als de ooggetuige van het bezoek. Fijntjes merkt de Gazette van Gent over dit zelfportret op: Dit is een slim middeltje dat de schilder gebruikte om zijn gelaatstrekken tot het verre nageslacht te doen overgaan.

Paul Kenis (1930) velt volgend waardeoordeel over dit werk: [Het] is eenvoudig een meesterwerk. Het is een stuk van kostelijke naïeveteit, met een weelde van details, pijnlijk gewetensvol, met zoo'n ongemeene oprechtheid en toch zooveel liefde geschilderd, als een ontbloeseming van zijn fantasie, met een bekoorlijke onhandigheid en toch ook weer voldoende techniek om onze bewondering af te dwingen. Zelden heeft een mensch zich in zijn kunstwerk zoo volkomen en zuiver gegeven, als deze geruïneerde bankier, deze photograaf om den broode, deze zondagschilder, die al zijn liefde voor uiterlijken pronk en praal, zijn naiëf ontzag voor decorum en uniform in dit schilderij wist te leggen en zich daarbij een bescheiden plaatsje gunde, beneden, in den rechterhoek van zijn schilderij, als de ingetogen bewonderaar van het plechtstatig tafereel dat zijn penseel op het doek wist te brengen.

De versie uit 1877

In de catalogus Vijf jaar aanwinsten 1975-1979 van het Museum voor Schone Kunsten (1980: 20) lezen we echter ook: Delattre wijdde aan deze gebeurtenis twee schilderijen: de versie van het Museum, die zich vroeger in de verzameling van Frits Van den Berghe en P.G. Van Hecke bevond, en een kleine versie, vermoedelijk 1877 gedateerd, die ons enkel bekend is via een fotografische opname in het Stadsarchief te Gent.

De Documentatiemap van het Museum voor Schone Kunsten vermeldt hieromtrent:

Les Archives Communales de Gand possèdent une photo de L. De Laetre, d'après son tableau: "L'ancienne église du Grand Béguinage à Gend." Visitée par les Familes Royales de l'Angleterre et de la Belgique. Il semble que le tableau est signé et daté: L. De Laetre: 1877?
Il s'agit d'un autre tableau, que celui ayant appartenu à Fritz Van den Berghe. En voici les principals diférends:
Groupe en bas à gauche: une religieuse en plus, avec voile blanc.
Second groupe à gauche: le Dominicain à gauche au lieu d'être à droite.
La béguine, à l'avant plan, tournat le dos à l'autel, n'est pas représentée.



Deze foto bestaat inderdaad (Atlas Goetghebuer L60/17a). Onderaan vinden we de gedrukte vermeldingen Peint par L. De Laetre en Photographie L. De Laetre. Een uitvergroting van de foto van het schilderij bracht duidelijk de signatuur L. De Laetre en de datum 1877 tevoorschijn. Deze datum mag dus gelden als het oudst gekende schilderkunstig spoor van Louis De Laetre. De verschillen komen overeen met de beschrijving uit de Documentatiemap, verder zijn de twee groepen rechts in deze versie samengevoegd tot één groep en onderaan rechts merken we geen zelfportret van de schilder.

Een versie uit 1850?


Nu lezen we bij C. Vandenbussche (1987: 31) naar aanleiding van Het Bezoek: De schilder Delattre wijdde aan deze gebeurtenis twee schilderijen: de versie van het Museum, die zich vroeger in de verzameling van Frits Van den Berghe en P.G. Van Hecke bevond, en een kleinere versie, die in het Stadsarchief te Gent bewaard wordt.

Inderdaad: onder het inventarisnummer PK 2004: 101 wordt een ingekaderde versie van Het Bezoek bewaard, identiek aan de versie uit 1886, maar (7) bij nader toezien is het een gedrukte versie op papier die op paneel geplakt werd en vervolgens met olieverf bijgewerkt. Het meet 23,5 x 29,5 cm. Het werk kwam in het bezit van het Stadsarchief onder het bewind van Henri Nowé (van 1925 tot 1957). Op zich niet speciaal, ware het niet dat dit werkje onderaan rechts gesigneerd is met David De Nooter en achteraan treffen we een met gezegelde was bevestigd certificaat van echtheid aan, met de tekst: Je soussigné certifie que ce tableau représentant la visite de Léopold I à l'Eglise St. Jacques à Gent est peint par moi et signé à droite [handtekening] D. De Nooter 1850.

Nu was er in Gent op dat moment één David De Nooter (ook: De Noter) werkzaam als schilder: David Emile Joseph geboren in Gent in 1818 en overleden te Algiers in 1892 (aldus Flippo & Rademakers, 1981 - anderen stellen geboren te Gent in 1825 en gestorven te Brussel in 1875). Hij staat gekend als schilder van bloemen, stillevens en interieurs en hij kan Louis De Laetre gekend hebben, maar hij heeft zeker Het Bezoek niet geschilderd. Wellicht  heeft later een Anonymus een prent voorstellende Het Bezoek met olieverf bijgewerkt, ingekaderd en er een vervalst certificaat van echtheid aan toegevoegd om het zo te kunnen verpatsen aan stadsarchivaris Henri Nowé.

"De heer De Laetre is aan zijn proefstuk in het schilderen niet"

In 1877 heeft De Laetre dus een eerste versie geschilderd van Het Bezoek. De Gazette van Gent van 2 oktober 1886 vermeldt dit niet, maar schrijft wel dat De heer De Laetre is aan zijn proefstuk van schilderen niet: men herinnert zich nog zijn: "Schepping der Wereld" -een stout onderwerp- zijn "Hondenstal van een gekende Gentse hondenliefhebber", zijn "Vrijdagmarkt" .. enz. ...

Voor het aangehaalde Het Bezoek zou De Laetre dus minstens (cfr. enz.) drie andere werken vervaardigd hebben. Van zijn Hondenstal van een gekende Gentse hondenliefhebber ontbreekt elk spoor. Ook van de Schepping der Wereld weten we niet wat er van geworden is. Wel dat hij hier zijn 'trucje' gebruikte om zichzelf af te beelden, alhoewel (Gazette van Gent) hij, als de wereld geschapen werd, nog verre te zoeken was. Dit werk (of een andere versie) gaf hij echter weg. De Gazette van Gent vermeldt namelijk op 8 oktober 1893:

De kunsttombola ingericht in het koffiehuis "ROME" heeft nu een prachtige schilderij ontvangen van de kunstenaar-liefhebber L. De Laetre, die men de Gentse Rubens heeft genoemd.
Men kent zijn grootse scheppingen: de schilderij aan de "Romeinen" geschonken is een echt meesterstuk, zoals overigens al zijn vorige schilderijen, welke wij te zien kregen. Dat de verkoping der loten er oneindig bij wint, hoeft niet gezegd. 
De andere Gentse schilders, die aan de tombola geschenken deden, mogen jaloers zijn of niet, wij kunnen niet nalaten te zeggen, dat de schilderij van de heer L. De Laetre, de parel is van de tombola. Zij verbeeldt "De Schepping der wereld".
Loten zijn in het lokaal verkrijgbaar aan 10 centiemen.


Tot slot is er in het artikel nog sprake van Vrijdagmarkt van De Laetre. Dit schilderij is wel traceerbaar. Het was midden jaren 1970 in het bezit van R. Moerens te Brussel en werd in 1975 tentoongesteld op Gent duizend jaar kunst en cultuur. In de gelijknamige catalogus (deel 1) werd het als afbeelding 66 gereproduceerd (olie op doek, 80 x 110 cm) en het bijhorende lemma (pagina 314) geeft als datering ca. 1850 (?). Dit laatste is onjuist: het standbeeld voorstellende Jacob van Artevelde, weergegeven op het doek, werd pas in 1863 ingehuldigd. Een leuk detail is het mannetje dat onderaan rechts wandelt boven de signatuur, inderdaad: opnieuw een zelfportret van De Laetre.

De Gazette van Gent van 2 oktober 1886 besluit over deze werken: De heer De Laetre stelde al die schilderijen in magazijnen van onze stad tentoon en heel Gent sprak er over. Het huidige tafereel [= Het Bezoek] is geschilderd in de trant zijner eerste werken, waarvan de Heer De Laetre alleen het geheim bezit. Hij is een stout schilder: alle onderwerpen durft hij aanvatten en geen moeilijkheden schrikken hem af. Ook beloont de volksbijval zijn pogingen.

"Gazette van Gent", 19 december 1889, bl. 2 

Of de productie van Louis De Laetre groot was, weten we niet. Feit is dat hij pas opnieuw op 19 december 1889, dus drie jaar na de vorige vermelding, in de Gazette van Gent opduikt:

Onze stadsgenoot de heer De Lattre stelt in een magazijn van de Brabantdam een zestal taferelen ten toon, door hem geschilderd, waaronder een drietal van zekere grootte. De heer De Lattre kiest zijn onderwerpen bij voorkeur in de gewijde geschiedenis. Hij wijkt, gelijkt men ziet, niet terug voor de moeilijkheid en beoefent wat men noemt, grote kunst. Stads- en binnenzichten schildert hij ook met dat eigenaardig talent, welk men hem toekent. Men kan aan zijn schilderijen bemerken, dat de heer De Lattre met een taai geduld bezield is: hij werkt af, tot de kleinste delen. De schilderijen van onze stadsgenoot doen altijd veel van zich spreken en de voorbijgangers blijven er onwillekeurig vóór stil staan. Iedereen is het eens om te bekennen, dat weinig schilders zulke taferelen kunnen voortbrengen. De heer De Lattre bekleedt een gans bijzondere plaats in de rangen onzer Gentse schilders.

Uit dit bericht blijkt dat De Laetre op dat moment een zestal taferelen ten toon stelde. Wat deze afbeeldden is niet zo duidelijk: het artikel heeft het zowel over gewijde geschiedenis als over stads- en binnenzichten en dat een drietal van zekere grootte waren. Opvallend is wel dat De Laetre blijkbaar niet kiest voor 'galerijen', maar wel voor 'magazijnen' (= (grote) winkels) om tentoon te stellen en daardoor een nieuw publiek aanboorde. Duidelijk mag zijn dat De Laetre lak had aan de officiële kunstkringen en galerijen binnen het Gentse (en wellicht vice versa), maar daardoor wel 'de publieke ruimte veroverde', dus toch niet zo'n 'nieuw' concept, zoals sommigen het ons willen laten geloven...

"Gazette van Gent", 22/23 juni 1891, bl. 2

In de Gazette van Gent van 22/23 juni 1891 treffen we opnieuw een artikel aan over Louis De Laetre. Dit artikel kwam er doordat hij zelf naar de krant was gestapt (Deze morgen is de gekende Gentse schilder de heer Louis De Laetre ons komen melden, dat hij een nieuwe schilderij heeft voltooid.). Hij omschrijft zijn werk als extra-ordinaire en stelt dat het een droom verbeeldt: Prins Boudewijn verrijst. Leopold II, onze koningin, de graaf en de gravin van Vlaanderen komen naar het graf van de beminde dode om te bidden; de prins is opgerezen in zijn kostuum van kapitein der groene jagers en een engel, die aan de geopende graftombe staat, keert zich om tot de doorluchtige bezoekers en zegt: "Gij kom te laat. Hij is heengegaan!". De graaf van Vlaanderen uit nieuwsgierigheid gaat in het graf kijken om te zien of zijn duurbare zoon wel weg is; een engel helpt hem het lijklinnen oplichten. De inhoud verwijst naar de net overleden prins Boudewijn, de oudere broer van de latere koning Albert I, geboren in 1869 maar bezweken op 23 januari 1891 aan een longoedeem.

De Laetre wijst er op dat de personages natuurgetrouw zijn weergegeven en Vrienden van de schilder, die het tafereel gezien hebben als het nog maar aangelegd was, riepen uit, op vier, vijf meter afstand: "Ja 't is wel onze prins! 't Is onze koning en 't is onze koningin! Last van valse bescheidenheid heeft De Laetre niet: Het is veel eeuwen geleden, verzekert de schilder ons, dat er zulk een stuk niet gemaakt werd. Iedereen zal er over verwonderd zijn. Als compositie en opvatting is het, het schoonste werk, dat men gezien heeft. Het zal veel lawijt in 't land maken.

Tot slot vermeldt Paul Kenis dat er een Hemelvaart van prins Boudewijn in het bezit was van Frits Van den Berghe, omschreven als minder grootsch van opzet (dan Het Bezoek), maar even bekoorlijk naïef. Het werk wordt afgebeeld (zie illustratie hieronder) en indien we het vergelijken met de beschrijving uit de Gazette van Gent betreft het duidelijk een andere versie. Volgens een nota in de Documentatiemap zou een artikel in de Gazette van Gent van 23 februari 1894 naar dit laatste werk verwijzen.


"Gazette van Gent", 23 februari 1894, bl. 2

Dit artikel luidt: De vermaarde Gentse schilder De Laetre heeft andermaal een schilderij voltooid, die hij tentoonstelt in het koffiehuis "bij Stientje". Ondanks zijn hoge ouderdom is de kunstenaar nog vol jeugdige iever. Het nieuw gewrocht van de heer De Laetre, die de bezieling van Rubens schijnt geërfd te hebben, moet niet onderdoen voor zijn vroegere werken, als daar zijn: De Schepping der Wereld, De Vrijdagmarkt en vooral zijn onvergetelijk en niet geëvenaard tafereel "De verrijzenis van Prins Boudewijn". De Heer L. De Laetre die een goed hart heeft, zal naar wij vernemen, een verkleinde kopij van zijn nieuw tafereel aan de tombola van de Gentse Boekdrukkers-Ziekenbeurs schenken.

Op basis hiervan zie ik echter geen indicatie om deze verkleinde kopij die hij wegschenkt te associëren met het werk dat later in het bezit kwam van Frits Van den Berghe. Het gaat hier duidelijk om een nieuw gewrocht dat hij tentoonstelt en waarvan hij een verkleinde kopij zal wegschenken.

Wat we wel weten is dat de versie die Frits Van den Berghe bezat in handen kwam van Franz Hellens (overleden in 1972). In 1960 was het te Parijs te zien op de tentoonstelling La peinture naïve française du douanier Rousseau à nos jours (cat. nr. 30), en in 1964 zowel te Parijs (Le Monde des Naïfs) en te Rotterdam (De lusthof der Naïeven, cat. nr. 51). Heden te dage bevindt het werk zich in Les collections de la Fédération Wallonie-Bruxelles (Inv. nr.: MAR-SGP-COL-10605), alwaar het omschreven wordt als een Huile sur carton maroufle sur bois (48,5 x 38,5 cm) van de hand van Louis Delattre.


Een laatste spoor...

In tegenstelling tot Paul Kenis (1930) vermeldt de Gazette van Gent in geen enkele van haar edities dat De Laetre tevens een interieurzicht van de Sint-Pieterskerk te Gent zou geschilderd hebben (of één van de binnenzichten in de editie van 19 december 1889 zou hierop betrekking moeten hebben). Dit werk zou zich in dezelfde kerk bevinden, maar navraag en een zoektocht in het gebouw leverde mij niets op. Wel bevindt zich in de Onze-Lieve-Vrouw Sint-Pieterskerk een binnenzicht van deze kerk (olie op paneel, 72 x 55 cm) van de hand van Ange De Baets, dat dateert uit 1836.

Paul-Gustave Van Hecke ontdekt Louis De Laetre

Het binnenzicht van de Sint-Pieterskerk van de hand van Louis De Laetre wordt echter ook vermeld door Paul-Gustave Van Hecke in het artikel dat hij over deze kunstenaar schreef in 1929 en dat verscheen in het juni-nummer van Variétés. (8). Volgens Van Hecke bestonden er toen nog vier werken van De Laetre: het binnenzicht in de kerk, Le portrait du peintre par lui-même, Ascension du prince Baudouin en Visite du roi Léopold Ier à l'église du Béguinage à Gand. Zoals gezien bevonden beide laatste werken zich in oorsprong in de collectie van Frits Van den Berghe. Les autres toiles, la famille de ce pauvre visionnaire, ridiculisé par la ville entière, vendit ces souvenirs honteux à quelques fiers artistes du lieu, pour le prix que valaient, en ce temps, la toile et le châssis. Quelles croûtes, ornant certains salons rococo gantois, cachent sous leur exécrable pâte, les admirables peintures de ce grand naïf?

Hierna steekt Van Hecke de loftrompet af voor De Laetre: 

San doute, il peut moins être question ici de néo-primitivisme que de naïveté. Mais quelle naïveté pure et essentielle. Et quels moyens exceptionnellement directs, s'inspirant des tradtitions picturales, juste assez pour se sauver d'elles à force de sincénité et d'inconscience. Le sentiment poétique domine moins dans ces tableaux d'une imagination hantée par le décorum, la parade et le clinquant. Cette peinture, toute en application académique et d'une fraîcheur qui, après plus de quarante ans, résite encore à la patine, paraît de ce fait s'être exercée au seul profit d'une candeur spirituelle frappée par la fausse grandeur d'une époque baroque. Si donc, comme ik faut le supposer, les tableaux perdus de de Laetre étaient de même essence, ils contenaient de ce fait une expression plus parfaite et plus vivante de cette époque, que la plupart des tableaux représentatifs des effets classiques, où s'atterdent les vieilles nymphes et traînent encore les groupes soldatesques, depuis les Croisés, jusqu'aux fameux Révolutionnaires de 1830.
Ainsi, il importe moins que notre connaissance se réjouisse du caractère que présentent les maladresses charmantes de la perspective et de la mise en page, que de l'ensemble de ces figurations qui resituent à l'image anecdotique une valeur émouvante, moins pittoresque que secrète, moins éloquente qu'exceptionnelle.

De opkomende Belgische surrealisten, die gepromoot werden via Variétés, waren duidelijk op zoek naar een bestaansreden en deze vonden ze in de primitieve kunst, de volkskunst en de naïeven, zoals De Laetre. (9) Zijn werk valt inderdaad te klasseren onder 'naïeve kunst', op de site Webesthetica correct omschreven als: Sedert de 19e eeuw de benaming voor de schilderkunst van dilettanten, veelal autodidacten (ook zondagsschilders genaamd) die zonder beïnvloeding van historische stijlontwikkelingen of vormen van volkskunst de zichtbare werkelijkheid uitbeelden op een kinderlijke, naïeve manier, veelal met grote aandacht voor details. Zijn de (anonieme) beoefenaars van volkskunst onlosmakelijk verbonden met de (plattelands)cultuur waarin zij leven, de naïef is veelal een min of meer geïsoleerde figuur, die zich eerder door de inhoud van zijn werk dan door het gebrek aan techniek onderscheidt van de professionele kunstenaar. Naïeve kunst staat dan ook altijd los van de heersende stijl(en) in de professionele kunst.

Deze naïeve kunst, die steeds heeft bestaan, werd omstreeks 1900 ontdekt en als kunst erkend door de toenmalige modernisten met de schilder Pablo Picasso en de dichter Guillaume Apolinaire op kop. Op dat moment wordt Henri Rousseau, bijgenaamd 'Le Douanier' (1844-1910) erkend als 'kunstenaar' (bedenk dat Paul Kenis (1930) later Louis De Laetre omschrijft als een Vlaamschen "douanier Rousseau"). Op hetzelfde moment begon men tevens belangstelling te krijgen voor 'prehistorische kunst', 'volkskunst' en 'primitieve kunst', al de kunstvormen waarvoor ook Frits Van den Berghe een grote belangstelling had. Wat hierin aansprak (en blijft aanspreken) is (Webesthetica) de oorspronkelijke kijk op de hen omringende wereld van deze kunstenaars en de suggestie van ontwapende onschuld en zuiverheid die wordt gewekt.

Tal van ontdekkingen volgden sindsdien en, zoals gezien, sprongen ook de Belgische surrealisten op de kar met hun ontdekking van Louis De Laetre. Heden ten dage kent echter niemand meer deze Gentse kunstenaar. Als zijn werk nog vermeld wordt, is het hoofdzakelijk als anekdotische illustratie bij het begijnenleven. Het Bezoek is dan ook zijn meest gereproduceerde werk, ook al omdat we hierbuiten slechts een handvol werken van zijn hand kennen (en dan nog enkel via overgeleverde titels). Hebt u een werk van Louis De Laetre aan de muur hangen of weet u er één hangen. Aarzel dan niet mij te contacteren. Laat ons tevens hopen, dixit Paul Kenis (1930), dat deze regelen eens de aandacht op dezen al te weinig bekenden kunstenaar vestigen.

Laat mij besluiten met een opmerking van Fernand Bonneure (in: Vlaanderen 1973 maart-april) over de werken van Louis De Laetre: Deze schilderijen worden nu naïef genoemd, maar wie zal ons vertellen wat Delattre zelf bedoeld heeft ermee?

Geert Vandamme

Met dank aan:
Boekbeeld vzw, Gent (Dhr. Wim Drijvers)
Huis van Alijn, Gent (Mvr. Els Veraverbeke)
Kunsthal Sint-Pietersabdij, Gent (Mvr. Vivianne Van Meenen)
Museum voor Schone Kunsten, Gent (Mvr. Ruth Monteyne)
O.L.V. Sint-Pieterskerk, Gent (personeel)
Stadsarchief, Gent (Dhr. André Capiteyn)

[De eerste versie van dit artikel verscheen in het driemaandelijkse door vzw De Trap uitgegeven tijdschrift Gandavum (2006 nr. 3) - Herwerkte blogpublicatie: 3 oktober 2017 / Revisie 1: 24 maart 2020 / Revisie 2: 17 oktober 2021]

Noten

(1) Niet te verwarren met Louis Delattre (1870-1938), de auteur van (onder meer) Le Pays Wallon. Wij gebruiken voor onze Gentenaar als schrijfwijze "De Laetre", daar hij op die manier signeerde.
(2) Onder een paswerker verstaan we een bankwerker of iemand die, dixit Van Dale, bankwerk verricht of de koude bewerking met vijl, beitel enz. aan de bank of met een draaibank verricht.
(3) Hiertegenover staat dat er slechts weinig foto's gekend zijn van de hand van De Laetre, eigenaardig gezien zijn lange carrière. Dit is wellicht het gevolg van het feit dat er tot nu toe geen onderzoek naar deze man is gebeurd.
(4) Navraag bij de Kunsthal Sint-Pietersabdij (met dank aan Mvr. Viviane Van Meenen) leverde met betrekking tot deze tentoonstelling geen informatie op. De oudste tentoonstellingscatalogus in hun bezit dateert uit 1958 en de vroegste jaarverslagen van de Stad Gent met vermeldingen van tentoonstellingen in de Sint-Pietersabdij dateren van 1962. Indien de aangehaalde tentoonstelling zou doorgegaan zijn in de Oud-Sint-Pieterskazerne dan moet dit in moeilijke omstandigheden gebeurd zijn. Van Meenen (e-mail dd. 28 september 2005): De Stad nam de abdij over van Landsverdediging in 1947. In 1948, daar zijn getuigenissen van, bestond het complex uit een aaneenschakeling van "koterijen" en min of meer geruïneerde ruimten. De eerste opmetingen liet het Stadsbestuur pas verrichten in 1950. Pas daarna konden de restauratiewerken beginnen. De tentoonstelling in 1958 is eigenlijk de eerste waarvan ik weet heb. Uit de oude foto's van de Technische Dienst Monumentenzorg die ik heb gezien, blijkt dat de hele abdij tussen 1952-1958 een gigantische werf was. Komt daar nog bij dat archeologen in 1954 de gelijkvloerse verdieping hebben opengelegd. Ik vrees dat er in die periode in het complex om louter materiële redenen geen sprake kon zijn van een tentoonstelling, maar natuurlijk, je weet maar nooit...
(5) De Heer Boes  is Julien Boes (1899-1968). Hij was stadsarchivaris van 1947 tot 1964 en conservator van het Museum voor Volkskunde van 1931 tot 1964.
(7) Gegevens afkomstig uit een brief, gedateerd 21 november 1979, van Dhr. Johan Decavele, stadsarchivaris, aan Dhr. A. Van den Kerkhove, conservator van het Bijlokemuseum (met dank aan Dhr. André Capiteyn, Stadsarchief Gent).
(8) De vermelding van An Paenhuysen (2005): In a special edition of the Brussels magazine "Variétés", entitled "Surealism in 1929", the painting "The Ascension of Prince Baudouin" by the Belgian artist Louis de Laetre, a 'naive' painter from the nineteenth century, was despicted, klopt niet, het is wel degelijk in het 'gewone' juninummer van 1929 van Variétés dat er aandacht aan De Laetre wordt geschonen (met dank aan Dhr. Wim Drijvers).
(9) Heden te dage zien we eenzelfde fenomeen. De belangstelling voor 'Art Brut', kunst van psychiatrische patiënten, 'Outsider Art', enz. is nog nooit zo groot geweest. Ook nu zoeken hedendaagse kunstenaars hierin hun bestaansrecht...

Bijlage: De dynamitering van Tolhuissluis in 1864

-een fotoreportage door Louis De Laetre-






0

Een opmerking toevoegen

Laden